Alina Totti_LI

Ik streef naar een Europa waarin iedereen gelijke kansen krijgt en gelijkwaardig behandeld wordt

14 februari 2024

Ze weet hoe het is om je in een vreemd land te vestigen. Ze kent de uitdagingen waar je tegenaan loopt als je nog geen netwerk hebt en de taal niet spreekt. Maar inmiddels heeft Alina Totti haar plek – en haar roeping – gevonden: als beleidsadviseur bij de provincie Noord-Brabant zet ze zich in voor het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten en andere internationals. En daarin valt nog een wereld te winnen…

Je komt uit Roemenië, maar hebt ook gewoond en gewerkt in de Verenigde Staten, Finland en België. Hoe ben je uiteindelijk in Nederland beland?

‘Toen ik in Brussel werkte als politiek adviseur, had ik een relatie met een Nederlander. Hij zei tegen mij: ‘Kom naar Nederland. Iedereen spreekt er Engels. Het is makkelijk om hier een baan te vinden.’ Dat klonk goed, maar de waarheid was anders.’

Wat was de waarheid dan?

‘Hoewel het waar is dat Nederlanders uitstekend Engels spreken, betekent dit niet dat het gemakkelijk is om in het Engels een baan te vinden, vooral als je geen ingenieur bent. Het was helemaal niet makkelijk om me hier te vestigen. Sterker nog: na zes maanden solliciteren had ik nog steeds geen werk. Ik kreeg geen reacties op mijn sollicitaties. Als je niet verder komt, knaagt dat aan je. Vervolgens brak de coronapandemie uit. Het zag er niet goed uit, maar toch gebeurde er iets positiefs.’

Wat gebeurde er dan?

‘Ik kwam in contact met de USR, een Roemeense politieke partij die zich inzet voor Roemenen in het buitenland. Dat is een belangrijk onderwerp, want er zijn heel veel Roemenen die onder slechte omstandigheden in het buitenland werken, denk aan de seizoensarbeiders en pakketjesbezorgers. Namens de USR postte ik online berichten over de Nederlandse coronamaatregelen. Daarop ontving ik talloze berichten van Roemenen die tijdens de pandemie hun baan en huisvesting hadden verloren. Dat raakte me diep en dus maakte ik het tot mijn missie om me voor hen in te zetten.’

Heeft die missie ook geleid tot je huidige werk als beleidsadviseur bij de provincie Noord-Brabant?

‘Ja, via mijn netwerk kwam ik uiteindelijk terecht bij de provincie. Eerst vroegen ze me om onderzoek te doen naar seizoensarbeiders, vervolgens om te helpen beleid te ontwikkelen. Uiteraard deed ik dat niet alleen, ik was deel van een team. Ik werd hiervoor gevraagd vanwege mijn directe ervaring met de doelgroep. Dat onderzoek was trouwens hard nodig, want het is een feit dat de arbeidsmarkt internationaliseert. Er zijn te weinig Nederlanders om al het werk te doen, dus kijken bedrijven over de grens. Maar een goede medewerker is meer dan iemand die het werk op de juiste manier doet. Er zijn een heleboel factoren die bepalen of iemand goed functioneert in een vreemde omgeving. Het klimaat, de cultuur, de woonomgeving, de sociale kring, de mate waarin partners en kinderen zich thuis voelen: alles heeft invloed. We vinden het belangrijk om naar alle factoren te kijken en die boodschap dragen we ook uit richting werkgevers en andere stakeholders.’

Wat je zegt, herkennen we bij STE Languages. Zo bleek recent uit een poll onder cursisten dat 36% van hen knelpunten ervaart met integratie in de samenleving. Het leren van de Nederlandse taal was het belangrijkste struikelblok (60%), gevolgd door contact maken met Nederlanders (18%) en het ervaren van problemen met de Nederlandse cultuur (15%). Herken je dat beeld?

‘Jazeker. Ik zie duidelijk een ‘Dutch bubble’ en een ‘international bubble’. Interactie tussen beide bubbels is moeilijk, ze bestaan naast elkaar. Het zou goed zijn als we die bubbels kunnen doorprikken. Dat betekent ook dat het voor internationals belangrijk is om de taal te leren.’

Toch zijn er ook veel internationals die geen Nederlands leren en blijven focussen op Engels. Wat zou je tegen hen willen zeggen?

‘You’re missing out! Natuurlijk kun je jezelf redden in het Engels, maar zonder Nederlands mis je heel veel aspecten van de maatschappij. Als je de taal spreekt doe je makkelijker mee, begrijp je alles beter en voel je je prettiger. Ik weet echter uit persoonlijke ervaring dat het moeilijk is om werk te combineren met het leren van een taal. Dat is ook een van de redenen waarom ik vind dat werkgevers hier rekening mee zouden moeten houden bij het naar Nederland halen van internationals en hun partners.’

Is dat ook de reden dat je nu via een individuele taaltraining werkt aan je Nederlandse taalvaardigheden?

‘Jazeker. Bij de provincie is Nederlands de voertaal. Ik kon al prima een gesprek voeren in de supermarkt, maar ik vond het lastig om écht inhoudelijk mee te praten over beleidsstukken. Daarvoor moet je behoorlijk taalvaardig zijn, maar gelukkig kan ik bij STE heel gericht mijn vocabulaire vergroten. Ik heb een goede band met mijn taaltrainer Simone. Ik praat met haar over onderwerpen waar ik dagelijks mee bezig ben, zoals arbeidsmigratie, de Nederlandse verkiezingen en EU-beleid.’

Kun je een concreet moment noemen waarop je voor het eerst merkte dat de taaltraining effect had?

‘Toen ik een tijdje terug het provinciaal Bestuursakkoord aan het lezen was, hoefde ik veel minder vaak te stoppen om woorden op te zoeken. Ik ben vertrouwd geraakt met termen als ‘draagvlak’, ‘verkenning’, ‘knelpunt’ en ‘laagdrempelig’. Dat zijn geen woorden die je bij een standaardcursus Nederlands snel leert.’

Hoe kwam je eigenlijk in contact met STE Languages?

‘Ik maakte kennis met STE tijdens een bijeenkomst van het Holland Expat Center South (HECS) en het Expat Spouse Initiative (ESI). Ondersteund door de provincie voeren zij samen projecten uit gericht op het integreren van partners, ook op professioneel gebied. Terwijl expats volop hulp en begeleiding krijgen, blijven partners vaak achter. Het ESI en HECS willen daar iets aan doen en ook STE zet zich hiervoor in. Dat sloot goed aan bij mijn eigen drijfveren, dus was het voor mij logisch om bij STE een taaltraining te volgen.’

Een van de activiteiten van het ESI en HECS is het Women for Women-programma. Wat is het doel van dit programma en wat is je rol daarin?

‘Dit is een mentorprogramma waarbij de deelnemers gedurende drie maanden individueel worden gecoacht in het vinden van een baan. Het is een programma voor en door vrouwen. De coaches zijn meestal Nederlandse vrouwen met een uitgebreid netwerk. Een economisch probleem krijgt daarmee een menselijke aanpak en dat is heel bijzonder. Brabant loopt hiermee voorop. Ik was een van de ambassadeurs van Women for Women. Als beleidsmedewerker zet ik me ervoor in om dit programma via mijn netwerk onder de aandacht te brengen.’

Dat klinkt als een heel concrete manier om het verschil te maken. Heeft je werk bij de provincie ook al tot concrete resultaten geleid?

‘Jazeker. Sinds 1 januari 2024 zijn er in vijf Brabantse steden informatiecentra geopend voor arbeidsmigranten, met steun van het ministerie van SZW, verschillende gemeenten en andere organisaties, waaronder werkgevers en vakbonden. Dat is vergelijkbaar met wat het HECS doet, maar dan voor arbeidsmigranten. Dat is een kwetsbare groep die vaak uitgebuit wordt, mede omdat ze te weinig informatie hebben. Ze weten vaak niet wat hun rechten zijn en ook niet waar ze betrouwbare informatie vandaan kunnen halen. Met deze steunpunten maken we de drempel een stuk lager. Informatie wordt in verschillende talen aangeboden, zoals Pools, Roemeens, Spaans, Bulgaars en Hongaars. Bovendien kunnen mensen er makkelijk vragen stellen.’

Je bent kandidaat voor het Europees Parlement. Wat is je ultieme droom als Europarlementariër?

‘Veel arbeidsmigranten voelen zich tweederangs burgers. Ze worden niet gezien, slecht behandeld en profiteren niet van de voordelen die hoogopgeleide expats wel hebben, zoals vrijheid van beweging. Dat raakt me diep en dat wil ik graag veranderen. Ik streef naar een Europa waar iedereen gelijke kansen krijgt en gelijkwaardig behandeld wordt. Dat is ook in het belang van Europa zelf, want de internationale arbeidsmarkt verandert. Willen we als Europa competitief blijven, dan moeten we samen de schouders eronder zetten.’

 

Volg ons op LinkedIn